top of page

Verhuur vastgoed toch mogelijk voor verlaagd tarief erfbelasting aangaande familiale vennootschappen

Het verlaagd tarief erfbelasting voor aandelen van familiale vennootschappen is een belangrijk fiscaal voordeel dat bedoeld is om familiale ondernemingen te ondersteunen. Erfgenamen van aandelen in een familiale vennootschap kunnen, onder bepaalde voorwaarden, aanspraak maken op dit verlaagd tarief, waardoor de belastingdruk aanzienlijk wordt verminderd. Toch is de toepassing van dit gunstregime niet zonder discussie, vooral wanneer het gaat om de invulling van de activiteitsvoorwaarde. Het Hof van Beroep te Gent heeft in een recente uitspraak van 19 november 2024 een belangrijke verduidelijking gegeven over hoe de verhuur van bedrijfsvastgoed moet worden beoordeeld in dit kader.



Wat houdt het verlaagd tarief aangaande familiale vennootschappen in?

Het verlaagd tarief erfbelasting voor familiale vennootschappen is geregeld in artikel 2.7.4.2.2, §2, 2° van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF). Dit tarief maakt het mogelijk om aandelen van een familiale vennootschap te vererven tegen een aanzienlijk lager tarief dan het gewone progressieve tarief.

Om voor dit gunstregime in aanmerking te komen, moeten enkele voorwaarden worden vervuld:

  1. Participatievoorwaarde: De vennootschap moet grotendeels in handen zijn van één familie.

  2. Activiteitsvoorwaarde: De vennootschap moet een economische activiteit uitoefenen

  3. Reële economische activiteit: Op basis van een cumulatieve vervulling van bepaalde boekhoudkundige parameters (inzake vastgoed en personeelskosten) legt de wet een vermoeden van ‘gebrek’ aan reële economische activiteit op. Het tegenbewijs kan hiervan geleverd worden.

In de praktijk levert vooral de invulling van de vereiste van "(reële) economische activiteit" veel discussie op, met name wanneer een vennootschap vastgoed verhuurt. Merk op dat een vennootschap die op zich geen economische activiteit heeft (een holding bv.) ook kan kwalificeren op basis van een 30%-participatie in een (wel) actieve dochtervennootschap. In dat geval is de vrijstelling echter beperkt tot de waarde van de aandelen in de actieve dochtervennootschappen (partiële vrijstelling).

Feiten van de zaak voor het hof van beroep

Bij het overlijden van mevrouw S. werden de aandelen van BV B opgenomen in de aangifte van nalatenschap. De erfgenamen vroegen toepassing van het verlaagd tarief erfbelasting voor familiale vennootschappen. VLABEL beperkte echter de toepassing van het gunstregime tot de boekwaarde van de deelneming in de actieve dochtervennootschap BV A. De rest van de aangegeven waarde werd belast aan de gewone progressieve tarieven van de erfbelasting.

VLABEL argumenteerde dat BV B niet voldeed aan de vereiste van een reële economische activiteit. De vennootschap verhuurde namelijk bedrijfsvastgoed, maar niet uitsluitend binnen de groep (intragroepsverhuur); een deel van het vastgoed werd ook verhuurd aan derden. Volgens VLABEL kon dit niet als een reële economische activiteit worden beschouwd. Enkel de waarde van de aandelen die betrekking had op actieve dochtervennootschappen werd daarom gunstig belast.

Omzendbrief 2015/2 van VLABEL ondersteunt deze strenge interpretatie. Daarin wordt gesteld dat verhuur aan derden, zelfs van bedrijfsvastgoed, niet volstaat om te kwalificeren als een economische activiteit. Enkel intragroepsverhuur van vastgoed aan actieve dochtervennootschappen wordt – aldus VLABEL – aanvaard als tegenbewijs voor de activiteitsvoorwaarde.

Hof van Beroep Gent: verhuur vastgoed toch mogelijk bij familiale onderneming

Het Hof van Beroep Gent stelde de erfgenamen echter toch in het gelijk en bracht enkele belangrijke nuances aan in de interpretatie van de activiteitsvoorwaarde:

  1. (Reële) economische activiteit en vastgoedverhuur: Het hof stelde dat de verhuur van bedrijfsvastgoed niet automatisch wordt uitgesloten als reële economische activiteit. Zolang het vastgoed op een actieve en duurzame wijze wordt geëxploiteerd en maatschappelijke meerwaarde creëert, kan dit volstaan om aan de activiteitsvoorwaarde te voldoen.

  2. Overstijgen van passief beheer: Het hof benadrukte dat BV B geen loutere patrimoniumvennootschap was. De verhuur van bedrijfsvastgoed, zowel binnen als buiten de groep, genereerde structurele netto-inkomsten en droeg bij aan de economische activiteiten van de huurders. Dit overstijgt het passieve beheer van vastgoed.

    De jaarrekeningen van BV B toonden aan dat de verhuuractiviteiten een aanzienlijke jaarlijkse omzet genereerden, variërend van €161.949 in 2017 tot €185.585 in 2019. Het vastgoed werd bovendien gebruikt voor economische doeleinden: als kantoor- en garagefaciliteiten door de dochtervennootschap en als bedrijfsruimte door een derde partij. Dit werd door het hof als voldoende beschouwd om te kwalificeren als een reële economische activiteit.

  3. Geen extra voorwaarden door VLABEL: VLABEL voegde volgens het hof onterecht een extra voorwaarden toe aan de wet door verhuur aan derden categorisch uit te sluiten van het tegenbewijs. De wet voorziet geen exclusiviteitsvoorwaarde dat vastgoed enkel binnen de groep verhuurd mag worden.

  4. Volledige toepassing van het gunstregime: Het hof oordeelde dat BV B op zichzelf voldeed aan de activiteitsvoorwaarde. Hierdoor kwam de volledige waarde van de aandelen in aanmerking voor het verlaagd tarief erfbelasting, en niet slechts pro rata de waarde die betrekking had op actieve dochtervennootschappen.

Gevolgen voor de praktijk: verhuur onroerend goed volstaat voor gunstregime familiale vennootschap

Op basis van dit standpunt kon een holdingvennootschap – waarvan de boekhoudkundige parameters cumulatief vervuld waren – die 99% van haar bedrijfsvastgoed verhuurde aan de operationele vennootschappen van de groep (intragroepsverhuur) en 1% binnen haar portfolio bv. aanhield als strategische uitbreidingsmogelijkheid en dit ondertussen wenste te laten renderen door dit te verhuren aan derden, volledig worden uitgesloten van het gunstregime (tenzij via kwalificerende participaties in actieve dochters).

De 1% die wordt verhuurd aan derden maakte immers dat het tegenbewijs van reële economische activiteit niet kon worden geleverd. Het betrof in de ogen van VLABEL dus een alles-of-niets-systeem.

Voor ons is de clou van het arrest gelegen in de vaststelling dat VLABEL haar standpunt in de Omzendbrief 2015/2 inzake de weigering van het tegenbewijs van de reële economische activiteit op basis van de verhuur van (bedrijfs)vastgoed aan derden, hoe gering ook het percentage, niet langer kan handhaven.

De uitspraak van het Hof van Beroep Gent biedt aldus meer duidelijkheid en rechtszekerheid over de toepassing van het verlaagd tarief erfbelasting voor familiale vennootschappen. Het hof corrigeert de strikte interpretatie van VLABEL en erkent dat vastgoedverhuur, ook aan derden, kan kwalificeren als een geldig tegenbewijs inzake de reële economische activiteit. Dit is goed nieuws voor erfgenamen of begunstigden via schenking van familiale aandeelhouders vennootschappen die actief vastgoed exploiteren, zolang deze vastgoedactiviteiten meer omvatten dan louter passief beheer. Intragroepsverhuur is daarbij – net zoals het verhuur aan derden – slechts één van de mogelijkheden waarop een economische activiteit kan tot stand komen en het tegenbewijs kan worden geleverd.

Hebt u vragen omtrent deze nieuwe rechtspraak of wenst u de nieuwe mogelijkheden op basis hiervan te bespreken? Boek dan geheel vrijblijvend een afspraak in.





Christophe Romero Senne Verholle

Comentarios


CONTACT

Aeacus Lawyers staat tot uw dienst voor al uw juridische vragen. U kan met ons geheel vrijblijvend contact opnemen via het onderstaande e-mailadres of door het onderstaande formulier in te vullen. Wij komen zo spoedig mogelijk bij u terug. 

bottom of page