Een laattijdige aangifte in de vennootschapsbelasting kan verstrekkende gevolgen hebben voor ondernemingen, zowel financieel als juridisch. Het niet tijdig indienen van een aangifte kan leiden tot een aanslag van ambtswege, waarbij de administratie een aanslag oplegt zonder de ingediende aangifte in aanmerking te nemen. Dit kan gepaard gaan met een belastingverhoging, eventuele geldboetes, en de toepassing van het aftrekverbod, wat de fiscale last aanzienlijk kan verhogen.
De juridische context: aanslag van ambtswege en belastingverhoging
Wanneer een onderneming haar aangifte niet tijdig indient, kan de fiscus overgaan tot het vaststellen van een aanslag van ambtswege, zoals beschreven in artikel 351 WIB92. Dit betekent dat de belastingplichtige zijn recht verliest om zijn belastbare grondslag te bewijzen, en de administratie een belastingaanslag kan vaststellen zonder verder overleg.
Een aanslag van ambtswege gaat vaak gepaard met een belastingverhoging op basis van artikel 444 WIB92. Vanaf aanslagjaar 2020 kan deze verhoging oplopen tot 200%, afhankelijk van de ernst van de overtreding. Bij een eerste laattijdige aangifte wordt meestal een verhoging van 10% tot 20% toegepast, waarbij een minimale belastingverhoging kan worden opgelegd tenzij er sprake is van kwade trouw.
Het aftrekverbod: Artikel 207, lid 7 WIB92
Een van de zwaarste gevolgen van een laattijdige aangifte is het aftrekverbod zoals vastgelegd in artikel 207, lid 7 WIB92. Dit artikel stelt dat bepaalde aftrekken – zoals (overgedragen) verliezen en investeringsaftrekken – niet kunnen worden toegepast op de belastbare grondslag wanneer er sprake is van een belastingverhoging van minstens 10% in het kader van een aanslag van ambtswege.
Het probleem is dat dit aftrekverbod ook van toepassing kan zijn op gevallen waarbij de aangifte weliswaar laattijdig is, maar inhoudelijk correct. Dit leidt tot onnodige en onevenredige financiële nadelen voor de onderneming, wat haaks staat op de bedoeling van de wetgever. Uit rechtspraak blijkt dat de wetgever met dit artikel vooral beoogde om belastingontduiking tegen te gaan, maar niet om bedrijven te bestraffen die hun aangifte omwille van omstandigheden zoals overmacht laattijdig indienen.
Onevenredigheid en schending van beginselen van behoorlijk bestuur
De toepassing van de aanslag van ambtswege en het opleggen van een belastingverhoging kan in sommige gevallen als disproportioneel worden beschouwd, vooral wanneer er sprake is van overmacht, zoals ziekte van een bestuurder of complexe bedrijfsomstandigheden. Het evenredigheidsbeginsel, dat voortvloeit uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, vereist dat de sancties in verhouding staan tot de overtreding.
Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde bijvoorbeeld dat de belastingadministratie bij de toepassing van de belastingverhoging en het aftrekverbod rekening moet houden met de specifieke omstandigheden van de onderneming en niet klakkeloos de maximale sancties mag toepassen. Artikel 444 WIB92 biedt zelfs de mogelijkheid om af te zien van de minimale belastingverhoging van 10%, wanneer er geen sprake is van kwade trouw.
Prejudiciële vraag bij het Grondwettelijk Hof
Recentelijk heeft datzelfde hof van beroep van Antwerpen een prejudiciële vraag gesteld aan het Grondwettelijk Hof over de wettelijkheid van het aftrekverbod. De vraag draait om de vraag of dit verbod strijdig is met het legaliteitsbeginsel. De administratie is immers niet verplicht om een belastingverhoging van 10% op te leggen wanneer er géén sprake is van kwade trouw, wat bij de meeste belastingplichtigen het geval is. De wet stelt dat de controleur in dat geval "kan" (en niet "moet") afzien van het opleggen van een belastingverhoging, met als gevolg dat er geen toepassing wordt gemaakt van het aftrekverbod. Het hangt dus van de willekeur van de controleur af of er al dan niet toepassing wordt gemaakt van het aftrekverbod, dit terwijl de grondwet dergelijke arbitraire situaties verbiedt.
Overmacht en de vraag naar billijkheid
In veel gevallen waar de aangifte laattijdig wordt ingediend, spelen omstandigheden van overmacht een rol, zoals het geval kan zijn bij ziekte van een bestuurder. De fiscale administratie heeft echter vaak weinig oog voor dergelijke verzachtende omstandigheden, waardoor de onderneming onnodig hard getroffen wordt door de strikte toepassing van de wet.
Rechtspraak, zoals die van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, bevestigt dat het opleggen van een belastingverhoging in combinatie met het aftrekverbod in bepaalde gevallen onrechtvaardige gevolgen kan hebben. Dit leidt tot een toenemende roep om evenwichtige toepassingen van de wet door de administratie, waarbij de omstandigheden van het geval beter in aanmerking worden genomen.
Hoe kunnen wij helpen?
Bij een laattijdige aangifte of een aanslag van ambtswege kunnen de gevolgen voor een onderneming groot zijn. Het is van cruciaal belang om tijdig bezwaar aan te tekenen tegen de aanslag en de opgelegde sancties aan te vechten. Wij hebben ruime ervaring in het succesvol indienen van bezwaarschriften en het verdedigen van onze cliënten tegen onevenredige belastingverhogingen en onterecht toegepaste aftrekverboden.
Heeft uw onderneming te maken met een laattijdige aangifte en wilt u de opgelegde belastingverhoging en het aftrekverbod aanvechten? Neem contact met ons op. Wij bieden u juridische bijstand en zorgen ervoor dat uw rechten worden verdedigd binnen het kader van de fiscale wetgeving.
Christophe Romero Senne Verholle
コメント