De gerechtelijke reorganisatieprocedure is een essentieel instrument voor bedrijven die in financiële moeilijkheden verkeren. Het stelt hen in staat om afspraken te maken met schuldeisers, bijvoorbeeld via een (gedeeltelijke) kwijtschelding van schulden, om zo een faillissement te vermijden. Wat we echter vaak zien in de praktijk, is dat de fiscale gevolgen van de gerechtelijke reorganisatie regelmatig over het hoofd worden gezien. Dit leidt vaak tot onaangename verrassingen voor bedrijven, die na de reorganisatie alsnog geconfronteerd worden met een aanzienlijke fiscale last. Daarom zetten we graag nog even de kernpunten en de historische context van deze fiscale wijzigingen op een rij.
Historiek van de fiscale gevolgen van de gerechtelijke reorganisatie
Tot voor kort was het zo dat de opbrengst uit schuldkwijtscheldingen in een reorganisatieakkoord voor de onderneming in moeilijkheden volledig werd vrijgesteld van belasting. Dit gaf bedrijven de nodige ademruimte om hun herstructurering succesvol af te ronden. Dit regime leidde echter tot een fiscale asymmetrie: de schuldeiser kon de waardevermindering van zijn schulvordering in de regel aftrekken, terwijl de onderneming die de schuldkwijtschelding ontving, geen belasting betaalde op deze opbrengst. Deze onevenwichtigheid heeft ertoe geleid dat de wetgever besloot in te grijpen en de regels te herzien.
Met de Wet van 28 december 2023 zijn de nodige verwijzingen naar de nieuwe reorganisatieprocedures opgenomen in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (WIB92), en is de fiscale behandeling van reorganisatieakkoorden inhoudelijk aangepast. Het nieuwe regime geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2023.
Van volledige vrijstelling naar tijdelijke belastingvrijstelling voor schuldkwijtschelding
Waar de fiscale behandeling van schuldkwijtscheldingen voorheen gunstig was voor de schuldenaar, door een volledige belastingvrijstelling, is dit vanaf de wijzigingen in 2023 gewijzigd. De vrijstelling is nu slechts tijdelijk: de uitzonderlijke opbrengst uit een kwijtschelding wordt vanaf het derde tot het zesde belastingjaar na de uitvoering van het reorganisatieakkoord belast in vier gelijke delen. Elk jaar wordt één vierde van het kwijtgescholden bedrag toegevoegd aan de belastbare winst van de onderneming.
Dit betekent dat de onderneming in moeilijkheden na afloop van het akkoord alsnog een belastingverplichting heeft. Hoewel deze last gespreid is, blijft het een factor om rekening mee te houden bij de planning van een reorganisatie.
Voorbeeld: Schuldkwijtschelding van 1 miljoen euro
Om dit concreet te maken: stel dat een onderneming via een reorganisatieakkoord een schuld van 1 miljoen euro kwijtgescholden krijgt. Volgens de nieuwe regels wordt dit bedrag vanaf het derde jaar belast, gespreid over vier jaren:
- Elk jaar wordt 250.000 euro toegevoegd aan de belastbare winst.
- Bij een belastingtarief van 25% betekent dit dat er elk jaar 62.500 euro aan belasting verschuldigd is.
Over de vier jaar resulteert dit in een totale belastinglast van 250.000 euro. Hoewel dit de financiële ademruimte direct na de reorganisatie vergroot, moet de onderneming voorbereid zijn op deze toekomstige fiscale verplichtingen.
In de praktijk zien we wel dat een vennootschap in moeilijkheden vaak over aanzienlijke overgedragen verliezen beschikt waardoor de fiscale last enigszins beperkt kan worden.
Uitbreiding naar buitengerechtelijke akkoorden
Een andere belangrijke aanpassing is dat deze tijdelijke vrijstelling nu ook geldt voor buitengerechtelijke reorganisatieakkoorden. Vroeger was deze belastingvrijstelling enkel van toepassing op gerechtelijke akkoorden. Door deze uitbreiding wordt de fiscale behandeling van schuldkwijtscheldingen uniform, ongeacht of het akkoord via gerechtelijke of buitengerechtelijke weg tot stand komt. Dit biedt bedrijven meer flexibiliteit in de wijze waarop zij hun herstructurering organiseren, maar het blijft belangrijk om de tijdelijke aard van de vrijstelling te onderkennen.
Gevolgen voor schuldeisers
Voor schuldeisers verandert er niets wezenlijks door de Wet van 28 december 2023. Wanneer een schuldeiser akkoord gaat met een (gedeeltelijke) kwijtschelding van schuld, resulteert dit in een waardevermindering van zijn vordering op de onderneming in moeilijkheden. Deze waardevermindering is in principe niet onmiddellijk aftrekbaar, omdat de schuld nog niet als definitief verloren wordt beschouwd. Echter, het WIB92 biedt een tijdelijke vrijstelling gedurende de uitvoering van het reorganisatieakkoord. Pas wanneer het akkoord volledig is uitgevoerd, kan de vrijgestelde waardevermindering worden omgezet in een definitief aftrekbare minderwaarde.
Conclusie
Ondernemingen in moeilijkheden moeten zich er dus van bewust zijn dat, hoewel een gerechtelijke reorganisatieprocedure hen kan helpen om op korte termijn te overleven, er na afloop een fiscale factuur kan volgen waar veel bedrijven zich niet van bewust zijn. Paradoxaal genoeg zal deze fiscale last groter worden naarmate meer schulden door de schuldeisers worden kwijtgescholden. Dit kan de herwonnen financiële ademruimte aanzienlijk beperken, en daarom is het cruciaal om deze toekomstige fiscale verplichtingen mee te nemen in de herstructureringsplannen.
Heeft uw onderneming te maken met een gerechtelijke reorganisatie en wenst u de fiscale gevolgen in kaart brengen? Neem contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek
Christophe Romero Senne Verholle
Comentarios